blije klanten
1. Voor welk van de onderstaande activiteiten kan de Pareto-chart het best gebruikt worden?
A. Bepalen wanneer je proactieve aanpassingen in het proces wilt maken
B. Onderscheid aanbrengen in grote en kleine probleemgebieden
C. Meetgegevens verzamelen voor het ontwerp van veranderingen
D. Achterhalen en identificeren van klanten en hun behoeften
2. Welke van de onderstaand stellingen over continue flow zijn juist?
I. Aantal beschadigde producten neemt toe
II. Vereist minder opslag en transport
III. Verkort de doorlooptijd
IV. Verstrekt mechanismen om andere productieproblemen op te lossen
A. Alleen I en II
B. Alleen I en III
C. Alleen II en IV
D. Alleen II, III, IV
3. We kunnen gemeten waarden van lengte, volume en tijd niet omschrijven als:
A. Meetbaar
B. Discreet
C. Continue
D. Variabel
4. Een poging om de invloed van menselijk falen in een proces te beperken noemen we ook wel:
A. Poka Yoke
B. Jidoka
C. Kaizen
D. Muda
5. Welke twee soorten falen worden meegenomen in de analyse van risico’s:
A. Failure analyses en Failure effects
B. Failure mode en Failure method
C. Failure severity en Failure probability
D. Failure mechanism en Failure mode
6. Het belangrijkste doel van een Gage R&R studie is het vaststellen van:
A. de variatie in een processtap
B. de variatie in een meetstap
C. de variatie die door het meetsysteem wordt veroorzaakt
D. de ratio van ‘reproducibility’ in een ‘repeatable’ meetsystemen
7. Value Stream Mapping is het best samen te vatten als:
A. Een techniek om een stroomschema in kaart te brengen
B. Het in kaart brengen van inputs, outputs en taken
C. Een stapsgewijze weergave van processtappen
D. Een grafisch techniek om een stroomschema in kaart te brengen die tevens de stroom van materialen en informatie weergeeft
8. Een Student’s t-test kan gebruikt worden om verschillen aan te tonen in:
A. Variatie
B. Standaard deviaties
C. Betrouwbaarheid intervallen
D. Gemiddelden
9. Als we het in Lean Management hebben over Pull, wie is in de ideale situatie ‘pulling’?
A. De processtappen eerder in het proces
B. De Takt tijd
C. De klant
D. De doorlooptijd
10. Wat is een ‘niet-waarde toevoegende’ activiteit?
A. Herontwerpen
B. Trainen van verkopers
C. Voorraad beheersing
D. Het houden van inspecties om de binnenkomende kwaliteit te waarborgen
Antwoorden
1. B
2. D
3. B
4. A
5. C
6. C
7. D
8. D
9. C
10.D